Wetenschappers hebben door onderzoek ontdekt dat: katten met hun scherpe gezichtsvermogen, uitstekende gehoor, goede neus en de gevoelige snorharen, kunnen overleven, jagen, communiceren en genieten van de omgeving. Katten hebben, net als mensen, vijf zintuigen.
Zien
Katten hebben, net als de mens, kegeltjes en staafjes in hun ogen, de irissen hebben een verticale spleet als vorm. Ze hebben veel lichtgevoelige staafjes, waardoor ze een overdaad aan licht in hun ogen kunnen krijgen, wanneer dit het geval is vernauwen ze hun pupillen tot smalle spleetjes. Katten hebben een goed gezichtsvermogen en kunnen uitstekend zien in schemerig licht, maar als het helemaal donker is zien zij net als mensen slecht. Op de achterwand van het oog bevindt zich reflecterend weefsel, waardoor de ogen van een kat fonkelen. Elk oog heeft derde ooglid, ook wel knipvlies genoemd, dat zichtbaar wordt bij een oogprobleem of als een kat zich ziek voelt door een ander medisch probleem.
Kleuren zien
Kattenogen bevatten minder kegeltjes dan de ogen van een mens. Kegeltjes zijn de specifiek kleurgevoelige cellen in ogen. Hierdoor kunnen katten de twee primaire kleuren blauw en geel zien en groen; de combinatie tussen die twee. Andere kleuren zien ze als een soort grijs-donkerblauw. Voor het jagen in het schemerdonker is het niet noodzakelijk om meer kleuren te zien, katten zien bewegingen namelijk erg snel en goed.
Scherpstellen is moeilijk voor kattenogen; objecten die tussen de 2 meter en 6 meter van hen vandaan zijn zien zij het best. Op 25 centimeter afstand zien zij objecten niet scherp, dit is echter geen enkel probleem; daarvoor hebben ze snorharen.
Horen
Katten kunnen uitstekend horen en zijn in staat frequenties tot 40.000 Hz of hoger waar te nemen. Ter vergelijking: een gemiddeld mens hoort frequenties tot 20.000 Hz. Zo kunnen ze bijvoorbeeld met gemak de hoge piepjes van een muis waarnemen, die wij helemaal niet kunnen horen. De oren kunnen 180° draaien en onafhankelijk van elkaar bewegen, hierdoor kunnen geluiden goed gelokaliseerd worden en functioneren ze als een soort radar.
In het oor van de kat bevindt zich ook het evenwichtsorgaan, daardoor kunnen katten wankelen, duizelig zijn of omvallen als ze een oorontsteking of ander oorprobleem hebben.
Voelen
Voelen is erg belangrijk voor katten; ze worden hierdoor o.a. gewaarschuwd voor gevaar en letsel. Zenuwuiteinden, die zich overal in de huid bevinden, reageren op prikkels. Via de zenuwen worden er razendsnel signalen doorgegeven via het ruggenmerg naar de gevoelscentra in de hersenen.
De onbehaarde huid van de neus is erg gevoelig en reageert o.a. sterk op aanraking en warmte en kou. Met zijn neus onderzoekt de kat zowel de temperatuur als de geur van het voedsel. Een kat zal nooit eten of drinken zonder eerst geroken te hebben.
Met de gevoelige voetkussentjes onderzoekt een onbekend voorwerp. Vaak steekt een kat één poot uit om daarmee zachtjes op een voorwerp te tikken, vervolgens wordt het voorwerp besnuffeld. De voetkussentjes zijn ook gevoelig voor trillingen, daarom vindt een kat het vaak niet prettig wanneer zijn voetkussentjes aangeraakt worden.
Snorharen
De meest gevoelige plaats op het lichaam van een kat zijn de snorharen, die ook wel tastharen genoemd worden. Langs elke kant van het gezicht, heeft hij er twaalf die hij kan bewegen. Ook onder de kin, boven de wenkbrauwen en soms op de poten, heeft de kat snorharen. Net als de haren bij een mens zijn de snorharen ongevoelig, maar een snorhaar zit diep in de huid en is verbonden aan zenuwuiteinden, die wel uiterst gevoelig zijn. Snorharen functioneren als tastzintuig o.a. om de weg te vinden in het donker.
De snorharen zijn even breed als het lichaam van de kat, als de snorharen niet buigen in een smalle opening, kan de rest van het lichaam er ook door. Omdat de zenuwuiteinden van de snorharen erg gevoelig zijn, vinden katten eten en drinken uit een diep bakje waarbij de snorharen buigen en het bakje raken, niet fijn. De snorharen van een kat zijn heel belangrijk in zijn dagelijks leven, daarom mogen die nooit afgeknipt worden.
Ruiken en proeven
Reuk en smaak zijn nauw met elkaar verbonden. Een kat heeft 2x zoveel geurreceptoren in zijn neus als een mens. Hij ruikt om informatie te krijgen over voedsel, de aanwezigheid van andere katten en dreigend gevaar.
Smaakpapillen op de tong en in de bek, worden geprikkeld door voedsel. Een mens heeft veel meer smaakpapillen dan een kat, de smaak van een kat is dus matig ontwikkeld. De smaakpapillen zijn gevoelig en kunnen onderscheid maken tussen zout, bitter en zuur, een kat beschikt niet over smaakpapillen die zoet herkennen.
Een kat zal nooit iets proeven zonder er eerst aan te ruiken, een kat wordt namelijk eerder aangetrokken door de geur dan de smaak van het voedsel. Vooral de geur van vet in vlees is aantrekkelijk, een muis bestaat voor 40% uit vet en is mede daardoor aantrekkelijk voer. Wanneer voedsel verwarmd wordt komt er een sterke geur vrij, dit kan nog weleens helpen een kat aan het eten te krijgen die niet wil eten.
Flemen
Katten hebben een orgaan(orgaan van Jacobson), dat mensen niet hebben en geuren en smaken kan opvangen en combineren. Het bevindt zich tussen de neus-en keelholte. Dit orgaan staat via een kleine opening in het gehemelte, in verbinding met de voorkant van de bek en wordt geprikkeld door geurstoffen uit de lucht. Door de tong tegen het gehemelte te drukken, worden de geurstoffen via de opening naar het geurorgaantje gebracht en wordt flemen genoemd. Tijdens het flemen, opent een kat zijn bek en trekt zijn bovenlip en staart.
* Reageren op dit onderwerp kan op de facebookpagina van Kattendomein.